Contextuele psychotherapie
Contextuele psychotherapie werd ontwikkeld door Ivan Boszomernyi-Nagy. Naast de individuele insteek van de meeste psychotherapieën richt de contextuele therapie zich ook op de vele menselijke relaties die je aangaat en de invloed van je familie van herkomst.
Contextuele therapie vertrekt vanuit vier verschillende invalshoeken, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn:
Binnen de contextuele therapie wordt naast gesprek vaak gebruik gemaakt van visuele voorstellingen van familiebanden. Dit kan op verschillende manieren: met behulp van duplo en poppetjes, via het opstellen van een genogram (stamboom), via familieopstellingen, enz.
Contextuele therapie vertrekt vanuit vier verschillende invalshoeken, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn:
- De feitelijk invalshoek: Wie ben jij? Welke job heb je? Hoe ziet je gezin eruit? Welke feiten hebben zich afgespeeld in je leven?
- De psychologische invalshoek: Wat zijn jouw individuele psychologische problemen? Hoe ervaar je wat er gebeurt? Wat voel je?
- De systemische invalshoek: Hoe verlopen jouw sociale relaties? Wat zijn de verschillende dynamieken in je gezin, bij je vrienden, op je werk?
- De relationeel-ethische invalshoek: Is de 'balans van geven en nemen' tussen jou en anderen in evenwicht of eerder verstoord? Ervaar je (onr)rechtvaardigheid in de relaties in je leven? Hoe herhalen patronen uit je kindertijd zich in het heden? Enz.
Binnen de contextuele therapie wordt naast gesprek vaak gebruik gemaakt van visuele voorstellingen van familiebanden. Dit kan op verschillende manieren: met behulp van duplo en poppetjes, via het opstellen van een genogram (stamboom), via familieopstellingen, enz.